direct naar inhoud van 3.2 Milieu
Bestemmingsplan St. Isidorushoeve, uitbreidingslocatie Hoeve-oost

3.2 Milieu

bodem

Voordat de woningbouw kan plaatsvinden moet worden aangetoond dat de bodem en het grondwater vrij zijn van verontreinigingen. In 2006 is door Lankelma een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd1. Dit onderzoek is onderverdeeld in een onderzoek naar de aanwezigheid van asbest en een onderzoek naar de aanwezigheid van overige bodemverontreinigende stoffen. In de bodem is geen asbest aangetroffen. In het grondwater is een verhoogde concentratie aan arseen, zware metalen en xylenen aangetroffen.

Nikkel is in een concentratie boven de toetsingswaarde aangetroffen. Op basis van de Wet bodembescherming bestaat formeel aanleiding voor het laten uitvoeren van een nader onderzoek. Gezien de waarschijnlijk natuurlijke oorsprong wordt een nader onderzoek niet zinvol geacht.

In 2004 is door Grontmij Advies & Techniek een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd2. Op de onderzoekslocatie zijn zowel in de bovengrond als in de ondergrond lichte olieverontreinigingen aangetroffen. In het grondwater zijn lichte chroomverontreinigingen en een matige nikkelverontreiniging aangetroffen. Over het algemeen komen metalen in het grondwater wel vaker voor in verhoogde gehalten en zijn doorgaans van natuurlijke oorsprong. Gezien de relatief lage gehalten is er echter geen aanleiding tot het verrichten van vervolgonderzoek met een aangepaste hypothese en behoeven er geen gebruiksbeperkingen te worden gesteld aan het toekomstige gebruik van de locatie als woonwijk. De grond kan na graafwerkzaamheden hergebruikt worden. Wanneer meer dan 50 m3 grond van het terrein moet worden afgevoerd, dan kan dit materiaal elders worden hergebruikt mits wordt voldaan aan de regels van het Bouwstoffenbesluit.

De bodem is niet geheel vrij van bodemverontreinigingen. Vanwege de aard en mate van de aangetroffen verontreiniging bestaan er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen beperkingen ten aanzien van de voorziene ontwikkeling van de locatie.

geluid

De Wet geluidhinder (Wgh, 1 januari 2007) regelt de mate waarin geluid bepaalde functies mag belasten. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wet geluidhinder de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van wegen. Woningen zijn geluidsgevoelige bestemmingen. De geluidsbelasting van woningen wordt getoetst aan de normen uit de Wet geluidhinder.

Voor het voorliggend plan in St. Isidorushoeve moet rekening worden gehouden met geluidhinder afkomstig van het wegverkeer van de Goorsestraat en de Beckummerweg. In het kader van de Wet geluidhinder is voor deze weg akoestisch onderzoek uitgevoerd3. Bij dit onderzoek is uitgegaan van de bouw van 61 woningen met een toename van 477 verkeersbewegingen per dag. Doordat woningen geluidsgevoelige functies zijn mag de geluidsbelasting op woningen in principe de 48 dB niet overschrijden. Als de geluidsbelasting tussen de 48 dB en de 63 dB ligt dan kan een hogere grenswaarde worden aangevraagd. Uit voornoemd onderzoek blijkt dat het gehele plangebied buiten de 48 dB-contour, vrije-veldsituatie, van de Beckummerweg ligt. Nader onderzoek naar de optredende gevelbelasting op de woning ten gevolge van wegverkeer op de Beckummerweg is daarom niet nodig.

Een groot deel van het plangebied ligt wel binnen de 48 dB-contour, vrije-veldsituatie van de Goorsestraat, zie bijlage 1. Dit betreft een strook van ongeveer 120 meter over het plangebied. Voor deze woningen zal een hogere grenswaarde moeten worden verleend voordat het bestemmingsplan kan worden vastgesteld.

Om de geluidsbelasting van de Goorsestraat inzichtelijk te maken is door SAB Arnhem B.V. een akoestisch onderzoek uitgevoerd4.

toetsing aan de Wet geluidhinder

Uit onderzoek blijkt dat de woningen binnen de 48 dB-contour, vrije-veldsituatie, van de Goorsestraat (N347) en buiten de 48 dB-contour, vrije-veldsituatie, van de Beckummerweg liggen. Voor 28 woningen wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. De hoogste gevelbelasting, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh en afronding, ten gevolge van het wegverkeer de Goorsestraat (N347) bedraagt 59 dB op rijwoning RW1.

Voor de 28 woningen kan bij de gemeente Haaksbergen een hogere grenswaarde worden aangevraagd. Om een hogere grenswaarde aan te kunnen vragen moet worden voldaan aan twee voorwaarden:

  • de optredende gevelbelasting moet lager zijn dan de maximaal toelaatbare gevelbelasting;
  • de situatie moet passen in het gemeentelijke geluidsbeleid ten aanzien van vaststelling van de hogere grenswaarden.

De maximaal toelaatbare gevelbelasting voor nieuw te bouwen woningen langs een bestaande weg in stedelijk gebied bedraagt 63 dB (artikel 83 lid 2 van de Wgh). De optredende gevelbelastingen zijn hiermee lager dan de maximaal toelaatbare gevelbelasting. De verwachting is dat veel gemeenten in hun geluidsbeleid de oude ontheffingscriteria voorlopig zullen volgen uit het inmiddels vervallen Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen. Hierin stond het ontheffingscriterium: "door de gekozen situering of bouwvorm een doelmatige akoestisch afschermende functie vervullen voor andere woningen". Dit ontheffingscriterium is in deze situatie van toepassing.

Voor de woningen is de gevelbelasting lager dan de maximaal toelaatbare gevelbelasting en de situatie past naar verwachting in het gemeentelijke beleid. Hierdoor kunnen voor deze woning hogere grenswaarden worden aangevraagd bij de gemeente Haaksbergen. De aan te vragen hogere grenswaarden zijn weergegeven in bijlage H van het akoestisch onderzoek.

toetsing aan het Bouwbesluit

Op grond van het Bouwbesluit dient een akoestische binnenwaarde van 33 dB gegarandeerd te worden. Voor de akoestische binnenwaarde mag artikel 110g van de Wgh (een aftrek van 2 en 5 dB) niet worden toegepast. Mogelijk moeten voor de woningen met een hogere gevelbelasting dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB aanvullende isolerende voorzieningen worden getroffen om een akoestische binnenwaarde van 33 dB te halen. Voor de 28 woningen waarbij de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden gebeurt dit alleen door de Goorsestraat (N347). De overige wegen nabij het plangebied zorgen niet voor een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde op de 28 woningen. Op basis van het "Rekenmethode cumulatieve geluidsbelasting" uit het "Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006" hoeven wegen die niet zorgen voor een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde niet betrokken te worden bij de berekening van de cumulatieve gevelbelasting. Omdat bij de 28 woningen maar één weg zorgt voor de overschrijding hoeft er geen cumulatie te worden uitgevoerd. De hoogste gevelbelasting, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh en afronding, op rijwoning RW1 bedraagt 59 dB. De hoogste gevelbelasting, exclusief aftrek ex artikel 110g, bedraagt daardoor 64 dB. Om de binnenwaarde bij de rijwoning te halen, moet een minimale geluidsisolatie van (64-33=) 31 dB worden bereikt. Ter indicatie: een standaard spouwmuur bezit een minimale geluidsisolatie van 20 dB volgens het Bouwbesluit. In een aanvullend bouwakoestisch onderzoek moet worden onderzocht of aanvullende gevelmaatregelen nodig zijn.

compensatie (waarborgen wooncomfort)
Het plangebied is een geluidsbelaste locatie met een gevelbelasting van meer dan 53 dB en daarom moet bij de beoordeling van het plan en bij de verlening van de hogere grenswaarde ook nog worden gekeken naar zogenaamde compenserende factoren (aanvullende eisen ten aanzien van het wooncomfort). In dit plan kunnen de volgende zaken als compenserende factoren worden aangemerkt:

  • op drie woningen na hebben alle woningen in dit plan één of meerdere geluidsluwe gevels5;
  • drie rijwoningen hebben geen volledige geluidsluwe gevel;
  • de achtergevel op de begane grond is wel geluidsluw, maar op de eerste en tweede verdieping is de achtergevel dat niet;
  • de buitenruimte ligt bij alle woningen aan de geluidsluwe zijde van de woning. Op de waarneemhoogte van 1,5 meter wordt de voorkeursgrenswaarde hier dan ook niet overschreden. Om dit bij alle woningen te bereiken is aan de achterzijde van de rijwoningen RW1 t/m RW4 een scherm geplaatst.

Na het aanvragen van een hogere grenswaarden voor de 28 woningen en het nemen van voornoemde compenserende maatregelen vormt het aspect geluid geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend plan. Het akoestisch onderzoek is toegevoegd aan de bijlagen.

luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm, nu ook wel "Wet luchtkwaliteit" genoemd). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen.

Het doel van de Wet luchtkwaliteit is het verbeteren van de luchtkwaliteit, zodat in 2015 aan de Europese eisen wordt voldaan en huidige belemmeringen voor gewenste ontwikkelingen zoveel mogelijk worden weggenomen.

In deze wet is opgenomen dat indien aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering kunnen vormen voor de realisatie van een ruimtelijk project:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een
    grenswaarde;
  • een project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Uit het artikel 4 van het Besluit (AMvB niet in betekenende mate bijdragen (Stb.440)) en artikel 4, 2e lid met bijlage 3B van de regeling (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (Stcrt.nr.218)) blijkt dat voor woningbouwlocaties de verslechtering van de luchtkwaliteit niet in betekende toeneemt als 'een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 1000 woningen omvat'. In het geval van dit bestemmingsplan is met 2 ontsluitingswegen geen sprake van 1000 woningen; volgens de huidige wetgeving is dus geen onderzoek naar de luchtkwaliteit nodig. Het aspect luchtkwaliteit vormt hiermee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.

milieuzone agrarische bedrijven

In de omgeving van het plangebied liggen verschillende agrarische bedrijven. De gemeente Haaksbergen heeft6 voor het plangebied onderzoek gedaan naar de minimaal aan te houden afstand tot deze bedrijven7. Op basis van het onderzoek is vastgesteld dat voor het vleesvarken bedrijf aan de Boonkweg 21 nader onderzoek diende te worden uitgevoerd. Het rapport Berekening geuremissie contouren Boonkweg 21, dat het resultaat is van dit onderzoek, is toegevoegd in bijlage 3.

Het bedrijf aan de Boonkweg 21 valt thans onder de werking van het Besluit Landbouw milieubeheer. Op basis van het Besluit Landbouw milieubeheer bedragen de vast aan te houden afstanden van de rand van het agrarische bouwperceel tot een categorie I en II omgeving 100 meter en tot een categorie III of IV omgeving 50 meter. Het plangebied moet worden aangemerkt als een categorie I omgeving (bebouwde kom). Op grond van de vast aan te houden afstand van 100 meter valt de 100 metercontour deels over het plangebied. Ter bescherming van het woon- en leefklimaat is in de planregeling een milieuzone opgenomen. Op de gronden gelegen binnen de milieuzone mogen vooralsnog geen nieuwe woningen worden gebouwd. De inspanningen van alle betrokken partijen zijn er op gericht de milieu-invloed van het bedrijf in de naaste toekomst zodanig te beperken dat de milieuzone kan worden verkleind of opgeheven. Om in de naaste toekomst ook verder binnen het plangebied woningbouw mogelijk te maken is in de planregeling een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Indien wordt aangetoond dat ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd kan gebruik worden gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid en kan de milieuzone worden verkleind of opgeheven.

hinder niet agrarische bedrijvigheid

Er zijn vier niet-agrarische bedrijven rond het plangebied gesitueerd. In bijlage 4 is in een tabel van de verschillende bedrijven met hun afstand tot het plangebied en de hindercirkel opgenomen. Het blijkt dat het plangebied buiten de hindercirkels van de niet-agrarische bedrijven ligt. De hinder van niet agrarische bedrijvigheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.

externe veiligheid

Als gevolg van enkele rampen en incidenten zoals de vuurwerkramp in Enschede is externe veiligheid een belangrijk landelijk thema geworden. Deze rampen en incidenten hebben ertoe geleid dat de rijksoverheid diverse maatregelen heeft genomen om zicht te krijgen op de risicobronnen in Nederland en het optimaliseren van de risicobeheersing rondom de risicobronnen. Om de veiligheidsrisico's te beheersen zijn door de rijksoverheid diverse nota's, wetten en besluiten tot stand gekomen die leidend zijn voor de externe veiligheidstaken van provincie en gemeenten. Het gaat daarbij om wet- en regelgeving waarin risiconormen zijn gesteld voor inrichtingen die met gevaarlijke stoffen werken en vervoer van gevaarlijke stoffen. Naast de landelijke sturing neemt de gemeente Haaksbergen ook haar eigen verantwoordelijkheid om de veiligheidsrisico's voor haar burgers zo beperkt mogelijk te houden. In navolging op het provinciale Meerjarenprogramma Externe Veiligheid Overijssel heeft de gemeenteraad op 31 januari 2007 de nota Extern Veiligheidsbeleid gemeente Haaksbergen 2006-2010 vastgesteld.

nota Extern Veiligheidsbeleid gemeente Haaksbergen 2006-2010

Om duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop de gemeente Haaksbergen voornemens is de nieuwe taken in het kader van het nieuwe veiligheidsbeleid uit te voeren is de beleidsnota Extern Veiligheidsbeleid gemeente Haaksbergen 2006-2010 opgesteld.

Doel van het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Haaksbergen is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's er in de gemeente zijn en hoe met deze risico's dient te worden omgegaan. De gemeente streeft naar een beheersbare veiligheidssituatie, waarbij:

  • a. De risico's binnen de gemeente goed in beeld zijn gebracht en men zich er van bewust is dat er risico's zijn.
  • b. Een zorgvuldige afweging plaats vindt tussen nut en de noodzaak van nieuwe ontwikkelingen en hun gevolgen voor externe veiligheid.
  • c. Het voorkomen van nieuwe risicosituaties en duidelijkheid over hoe om te gaan met bestaande risico's.
  • d. Door middel van beleidsuitvoering en handhaving ervoor gezorgd wordt dat bestaande risico's beheersbaar blijven.

situatie plangebied

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (vervoer van gevaarlijke stoffen) bronnen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen groepsrisico en plaatsgebonden risico. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.

stationaire bronnen

Op een afstand van ongeveer 300 meter vanaf het plangebied ligt een aardgasleiding8. Deze aardgasleiding heeft een diameter van 7,9 inch. Voor aardgasleidingen met een diameter tussen de 4-8 inch geldt een minimale bebouwingsafstand van 20 meter. Het plangebied ligt verder dan 20 meter vanaf de aardgasleiding.

Aan de Goorsestraat 173 is een bedrijf in graan-, zaad- en poothandel (inclusief bestrijdingsmiddelen) gevestigd. Dit bedrijf heeft een milieuvergunning voor de opslag van maximaal 5.000 kg bestrijdingsmiddelen. In het Besluit Milieukwaliteitseisen Externe Veiligheid worden opslagen kleiner dan 10.000 kg uitgesloten. Voor de opslag van de bestrijdingsmiddelen dient het bedrijf te voldoen aan de veiligheidsvoorschriften van de CPR 15-39. Dit bedrijf vormt geen gevaar in het kader van externe veiligheid.

Op de risicokaart van de provincie Overijssel is aangegeven dat bij het tankstation ten westen van het plangebied geen LPG aanwezig is. Dit bedrijf vormt dan ook geen belemmering in het kader van externe veiligheid.

mobiele bronnen

Rond het projectgebied liggen geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen.

conclusie

Geconcludeerd kan worden dat externe veiligheid geen belemmering oplevert voor woningbouw in het plangebied.